dinsdag 27 september 2016

Journalistiek: Het Beste Moet Nog Komen

Oratie ter gelegenheid van de benoeming tot hoogleraar in de Faculteit der Letteren met de leeropdracht Journalistiek, in het bijzonder nieuwsgaring, -selectie en -presentatie. Uitgesproken op 27 september 2016, 16:15 uur.



Journalistiek: het beste moet nog komen





Het beste moet nog komen. Want hoewel we allemaal weten dat het relatief weinig moeite kost om een groot aantal rampscenario’s rond de staat van de media over u af te vuren, is het hoog tijd om daar eens wat tegenin te brengen. Daar is namelijk alle reden voor. Onder de oppervlakte van ons speelveld vindt er veel moois plaats. Zowel wat betreft recente initiatieven als wanneer we kijken naar de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen die de journalistiek nog niet voldoende bereikt hebben. Er zijn nu al veel lichtpunten, maar inderdaad: het beste moet nog komen. En voor het geval u straks zegt: wow, had ik mij ook maar aangemeld voor de master journalistiek in Groningen. Geen zorgen, voor komend studiejaar is er nog plek.





Ooit waren wij nieuwsbrengers als de pomp in de woestijn. Wie dorst had, kon niet om ons heen. Ooit.


De krant was toen een service die een aantal problemen oploste. Het probleem van de gebruiker om te kunnen meepraten of te kunnen pronken met zijn kennis, het probleem van de ondernemer om zijn product te kunnen aanprijzen, het probleem van de overheid om haar belangrijke besluiten met het volk te delen en simpelweg het probleem van de burger om overal zelf bij te kunnen zijn.




Zo simpel zag het ecosysteem - het spel van samenwerkende en op elkaar en de omgeving inwerkende spelers - er toen uit: je had producenten, consumenten, klanten en een regulerende overheid. Elk in zijn eigen, heldere rol. En samen hielpen ze elkaar te overleven.


Het is nog niet eens zo heel lang geleden dat de professionele journalistiek het monopolie had op het brengen van nieuws. Of eigenlijk hadden we vier monopolies, die ons samen in staat stelden om te bepalen welk nieuws op welk moment bij welke doelgroep terecht kwam.




productie,
distributie,
advertenties
en informatie


En als iemand op het succes van die monopolies wilde meeliften - noem hem een adverteerder - dan kon die heel beleefd aan de deur kloppen. Als we goede zin hadden, en die adverteerder genoeg geld, dan bestond er zelfs een kans dat we hem binnenlieten. Die vier monopolies dus gaven ons macht, zekerheid en - heel belangrijk - het besef dat we daar vooral niets aan zouden moeten willen veranderen. Dat we dat laatste vooral verkochten als onze maatschappelijke taak klonk niet alleen goed, we waren daar ook echt van overtuigd.


En vervolgens komt er 1 apparaatje met daarachter 1 nieuw stelsel - beter bekend als de smartphone en het internet - en we zijn alles kwijt waar ons huis zo stevig op gebouwd was. Loop maar even met me mee langs die vier vertrouwde monopolies. Er is - door dit ding - geen drukpers of uitzendstraat meer nodig om te kunnen produceren, er hoeven geen honderden vrachtwagens door het land te rijden om die producten te distribueren, de adverteerders hebben honderd handigere manieren om hun boodschap te verkondigen dan via ons en informatie, tja, van een situatie van door redacties beheerste schaarste zijn we naar een overvloed gegaan die voor de generaties voor ons ondenkbaar was.


90% van de ooit op de wereld gecreeerde data is van de afgelopen 2 jaar, heeft IBM onlangs becijferd. En het productietempo neemt nog elke dag toe. Dat is niet allemaal journalistiek - verre van dat zelfs - maar de gevolgen van deze trend zijn helder.




De problemen die onze sector tot voor kort wist op te lossen, worden nu op andere manieren opgelost.




De pomp pompt nog steeds water (van betere kwaliteit dan ooit zelfs), maar de woestijn is inmiddels veranderd in een oceaan. En wie die plas nader bekijkt ziet in veel gevallen slechts kopieen van waterdruppels of vocht van geringe kwaliteit, maar voor de dorstigen blijkt dat niet zoveel uit te maken.


Van een statisch ecosysteem met drie scherp onderscheiden posities (producent - consument - adverteerder), zijn we overgegaan naar een aan alle kanten dynamisch spel met constant wisselende spelers in even vaak wisselende rollen. Die, om het nog ingewikkelder te maken, zich ook niet meer houden aan de begrenzingen van het systeem.


Consument en adverteerder hebben de traditionele producent niet meer per se nodig en zijn zelf aan het produceren geslagen. Waardoor de voedingsstoffen voor de producent uit het ecosysteem zijn weggesijpeld. Het aanpassingsvermogen van twee van de drie spelers is groter gebleken dan van nummer 3, waardoor het systeem is gaan wankelen. Een weg terug is er niet meer. Zelfs als Facebook een journalistiekere opstelling zou verkiezen - wat niet gaat gebeuren - zelfs als YouTube strenger zou gaan selecteren - wat ook niet gat gebeuren - zelfs dan komt er geheid een nieuwe partij die invulling geeft aan deze trend. Of die nu snapchat, instagram of baidu heet.


We zullen dus helemaal opnieuw moeten bedenken hoe we de expertise die we nog steeds hebben kunnen aanvullen met nieuwe vaardigheden om zo opnieuw als probleemoplossers dienst te kunnen gaan doen. Welk probleem lossen we echt op met de inzet van onze expertise? We moeten leren denken als een startup, die op zoek is naar een herhaalbaar en schaalbaar businessmodel.


Daarbij ontkomen we ook niet aan een blik naar binnen: waar zijn we goed in? Of beter: waar zouden we goed in moeten zijn? Hoewel het stof van de verandering nog lang niet is neergedaald, zijn er op dat vlak ook een paar nieuwe zekerheden aan het ontstaan. Die zekerheden - ik noem er vier - geven het begin van een antwoord. En ik probeer ze meteen te koppelen aan de opleiding hier in Groningen.


Zoals collega Marcel Broersma al aangaf in zijn inleiding, ben ik aan deze instelling verantwoordelijk voor het vaardighedendeel in het onderwijs. Ik kan u zeggen: in een tijd waarin, bijvoorbeeld via social media, ogenschijnlijk meer mensen dan ooit voor journalist spelen, is dat een mooie uitdaging. Niet alleen omdat het - ook vanuit maatschappelijk belang - essentieel blijft om die traditionele specifiek-journalistieke vaardigheden te blijven doorgeven, maar ook omdat ze nodig aangevuld moeten worden met nieuwe vaardigheden. En voor de duidelijkheid: dat is goed nieuws. Want met een juiste koppeling van het studieprogramma aan ontwikkelingen in maatschappij en technologie, kunnen we de journalistiek relevanter maken dan ooit.


Daarbij zie ik, in aansluiting op mijn voorganger Jeroen Smit (wiens toga ik vandaag weliswaar al mag dragen maar naar wiens voetsporen ik nog op zoek ben) een aantal hoofdlijnen. Ik zal proberen dat concreet te maken met de tekening van een huis dat bestaat uit vier essentiele onderdelen - de ‘zekerheden’ waar ik het net over had (hoe gevaarlijk het ook is om daarvan te spreken als we de toekomst in kijken) en die we kunnen destilleren uit een aantal lopende ontwikkelingen.



1. Het Ambacht
De eerste en allerbelangrijkste zekerheid is het besef dat de klassieke rol van de journalistiek in onze heetgebakerde maatschappij - sommigen spreken van “post-factual” - geen spat minder belangrijk is dan ooit tevoren. Ik heb het dan over de rol als onthuller, als tegellichter, als duider, als feitenbrenger, als ordeschepper en als analist. Als de brenger van informatie dus die de waarheid zo dicht mogelijk nadert. Maar ook als degene die fair, oprecht, evenwichtig en zonder bijbedoelingen beschrijft welke relevante ontwikkelingen momenteel plaatsvinden. Die daardoor kan bijdragen aan sociale cohesie en verbinding in plaats van aan de versterking van scheidslijnen zoals tussen jong/oud, rijk/arm, hoog/laag opgeleid, autochtoon/allochtoon of gewoon tussen mensen die hun mening al gevormd hebben en deze vooral bevestigd zien door het gefilterbubbelde media-dieet dat ze krijgen voorgeschoteld. Een publiek debat kan immers pas ontstaan als er een basis is van wat je “algemeen gedeelde publieke feiten” zou kunnen noemen.


De rol die de professionele journalistiek zou kunnen spelen in het bereiken van zo’n situatie, sneeuwt in deze tijden wel eens onder. Maar het is ook niet makkelijk: het vergt veel van zowel de individuele journalist als het merk waarvoor hij optreedt. Al is het alleen maar omdat we al op een forse achterstand moeten beginnen: volgens CBS vertrouwt ⅔ van de Nederlanders de journalistiek niet. Daarin worden ze bevestigd door de ge-oogklepte social media kanalen waar ze wel vertrouwen in hebben.


Als historicus weet ik toevallig dat mensen altijd en overal de rampen van de huidige tijd als “erger dan ooit” inschatten; hoezeer de feiten er - ook nu - ook op wijzen dat het ons beter dan ooit gaat. Sinds massamedia en later ook social media juist het zorgwekkende en veel minder het hoopgevende deel van de werkelijkheid onder een vergrootglas zijn gaan leggen, heeft dat - bedoeld of onbedoeld - een zichzelf versterkend effect gekregen.





Dat geen enkel medium de “volledige werkelijkheid” in beeld kan brengen, neemt niemand ze kwalijk. Maar door de keuze van de uitvergroting ontstaat - zelfs als de beschreven details op zich juist zijn - bedoeld of onbedoeld een schijnwerkelijkheid. Traditionele en sociale media zijn op dit vlak minder van elkaar gescheiden dan de eerste af en toe willen doen geloven. In de maatschappelijke echokamer zouden professionele journalisten zich best wat drukker mogen maken over het effect van hun producties - maar zeker ook van de optelsom daarvan, en daarmee van de balans in hun werk.




De definitie die wijlen Jan Blokker ooit gaf aan journalisten als ambachtslieden die ‘zich toeleggen op het vergaren en verspreiden van wetenswaardigheden uit de samenleving, ter wille van een publiek dat noch de lust of de tijd, noch de aanleg heeft om het allemaal zelf uit te zoeken’ is nog altijd even juist. Maar wel met de zojuist genoemde aanvulling. En dat alles graag in zodanig mooie en begrijpelijke woorden en beelden dat de maatschappij er warm voor loopt. Kortom: relevante storytelling. Dit is de eerste pilaar van het huis dat we bouwen.




2. Ondernemerschap
Afgestudeerden van de master journalistiek in Groningen komen doorgaans heel snel aan een baan; de meesten van hen ook nog in journalistieke functies. Vanzelfsprekend willen we dat zo houden. Maar tegelijk beseffen we dat er tegenwoordig meer nodig is om na de opleiding goed terecht te komen dan louter journalistiek-inhoudelijke vaardigheden. Onderzoeker Piet Bakker van de Hogeschool Utrecht concludeerde eerder deze maand nog dat “het bereiken van nieuwe generaties nieuwsconsumenten niet mogelijk is via een traditioneel businessmodel”. De tweede zekerheid is dan ook dat er ondernemerschap nodig is om in de nieuwe wereld het hoofd boven water te houden. We maken de studenten dus graag wegwijs in deze wereld, zodat ze niet alleen op een traditionele redactie, maar ook als zelfstandig journalist, of zelfs als eigenaar van een journalistieke startup aan de slag kunnen. En zij die wel terechtkomen in een nieuwsorganisatie hebben juist hierdoor de capaciteiten om bij te dragen aan innovatie daar. Skills en kennis uit Ondernemende Journalistiek zijn ook daar goed te gebruiken – dat is het mooie. Niet voor niets maken we voor dit programmaonderdeel dankbaar gebruik van de ervaring van Jan Rozendaal en Xandra Groenewold.




3. Specialisatie
De derde zekerheid is dat de specifieke expertise van een afgestudeerde van invloed is op zijn of haar toekomstige succes als journalist. We willen onze studenten daarom niet alleen een stevige en brede basis meegeven, maar ze tevens uitdagen om op 1 specifiek terrein echt uit te blinken. Dat is nog best een lastige, omdat veel studenten in deze tijd moeite hebben om keuzes te maken (ze vrezen - ten onrechte - dat ze met de keuze voor het een, tot in eeuwigheid afscheid nemen van al het andere). Ook de generatie-alles zal ervan doordrongen moeten raken dat het handig is om op tenminste 1 deelterrein de beste te willen zijn: bijvoorbeeld een thema, een genre, of een mediumtype. Dat is pilaar nummer 3.




4. Online
Maar pilaren zijn nutteloos als ze geen fundament hebben. Daar precies zit de vierde zekerheid: ons speelveld is online. Elke journalist moet dat speelveld doorgronden.




Niet alleen als publicatieplatform, maar ook als data-goudmijn, als netwerk, als bronnenleverancier en als speeltuin voor nieuwe toepassingen binnen ons vak. En ja, daar horen ook nieuwe vaardigheden bij: programmeren, data scrapen, if-this-then-that-computerlogica, begrip van virtual en augmented reality, chatbot-bouwcapaciteiten. Online vaardigheden zijn essentieel voor de journalist van nu. Hoe belangrijk, dat wordt ook bevestigd door een blik op de belangrijkste technologische ontwikkelingen voor de komende jaren. PwC heeft recentelijk 150 technologische trends onderzocht en daaruit de “essential 8” gedestilleerd. Dit zijn ze:




  • Artificial intelligence (deep learning)
  • Augmented reality (misschien is dit wel de locatiegebonden missing link voor de regionale journalistiek)
  • Blockchain (copyright-issues?)
  • Drones (ogen waar ze normaal gesproken niet zijn)
  • Internet of Things (als ik een biertje uit de koelkast pak, krijg ik een entertainmentberichtje op mijn smartphone, als ik in de auto stap de fileberichten)
  • Robots (inclusief natural language technologies, chatbots etc)
  • Virtual reality (zie bijvoorbeeld de indrukwekkende VR-verhalen uit Aleppo)
  • 3D printing (ja, er is creativiteit voor nodig, maar ook journalistiek heeft meer dan 2 dimensies)

Het zijn technologieen die mogelijk gemaakt zijn door de digitale wereld. En dan hebben we het nog niet eens over zaken als serious gaming of al die - letterlijk - tientallen nieuwe tools en applicaties die dagelijks het licht zien. De Essential 8 zijn geen ontwikkelingen van de laatste maanden, maar PwC waarschuwt dat verantwoordelijken in letterlijk alle bedrijfstakken deze technologieen nu toch echt moeten gaan omarmen omdat debusiness impact and commercial viability of these technological breakthroughs over the next five years” onomstreden is. Of dat echt zo zal zijn, valt natuurlijk nog te bezien, maar duidelijk is dat ze - hoewel geen van alle bedacht voor de journalistiek - alle 8 op een of andere manier van invloed zijn op de nieuwsindustrie en dat de journalistiek er dus goed aan doet zich er heel goed in te verdiepen. En dan bedoel ik niet dat we er verhalen over moeten schrijven (ja, dat moet ook!) maar dat we onderdeel moeten worden van deze ontwikkelingen. Het zijn namelijk essentiele manieren om onze verhalen te vertellen, het zijn de moderne vormen van onze kroontjespen. Kortom, wie journalist wil worden moet niet alleen weten hoe je een blogpost maakt op wordpress, nee hij moet op al deze toepassingen van het online speelveld zijn weg weten te vinden. En voordat er valse verwachtingen ontstaan: we kunnen ze niet allemaal in dat ene masterjaar proppen, maar we gaan onze studenten er wel mee op weg helpen. Vanzelfsprekend horen daar ook heel nauwe contacten met een aantal aanpalende disciplines bij - net zoals we vroeger niet wisten hoe die kroontjespen gemaakt werd, hebben we ook nu mensen nodig die ons helpen.


Terug naar het huis.




We hebben drie pijlers en een fundament. Maar een huis heeft ook een dak nodig.


5. Het merk
Dus zorgen we ervoor dat onze studenten na hun studie bovenop dat huis een dak kunnen bouwen: dat is de nieuwsorganisatie of het bedrijf waar ze zich aan verbinden en dat rust op het fundament en de ondersteunende zuilen die we ze tijdens onze opleiding hebben helpen bouwen. Een eigen merk of label dus, of een bestaand merk waar ze zich thuis bij voelen en dat past bij hun hier aangeleerde vaardigheden en de gaandeweg opgebouwde expertise.




Zo, dat staat als een huis. Niet alleen voor onze studenten, maar voor elke journalistieke organisatie. Hiermee kunnen we dan ook meteen afscheid nemen van die terugkerende discussies over een journalistiek keurmerk: ons onderscheid zal moeten komen uit onze vaardigheden en onze prestaties, het fundament en de pilaren, gesteund door dat veilige merkdak waaronder dat alles kan bloeien - een keurmerk als onderscheid is even leeg als kunstmatig; een ‘echt’ merk heeft inhoud.


Deze vier zekerheden onder het dak van het huis van de journalistiek zijn mede zo belangrijk vanwege twee ontwikkelingen waar we momenteel nog middenin zitten. Beide ontwikkelingen raken aan het onderscheidende vermogen van een journalist, ze zijn er direct op van invloed. 1 daarvan heeft alles te maken met de technologische ontwikkelingen waar ik net aan refereerde, de ander vooral met de maatschappelijke veranderingen in ons internettijdperk. Ik heb het over robotisering en de rol van de “crowd”, de niet-professionele nieuwsbrengers die op een of andere manier het journalistieke speelveld hebben betreden.


1. Robots




De rol van de zelf producerende machine - sommigen noemen hem een robotjournalist - neemt verder toe. Dat is geen kwestie van keuze, dat is een gegeven, zo zagen we net al in het lijstje van PwC. Hoewel de verleiding groot is daar iets van te vinden in de zin van “dat gaat vast weer ten koste van onze privacy”, “dat gaat ons onze banen kosten”, of - nog erger - “dat kan toch nooit wat worden” (we horen dit soort reacties allemaal wel eens), heeft dat niet zo veel zin. De ontwikkeling zelf gaat immers gewoon door. Het is dus het beste om vooral te kijken hoe we hiermee ons vak kunnen verbeteren. En die mogelijkheden zijn er genoeg, zeker voor de vakbroeders die inderdaad beschikken over de eerder genoemde nieuwe vaardigheden.


Sander Wubben, onderzoeker op het gebied van natural language processing-technologie aan de Radboud Universiteit, bood me vorige week aan een oratie-generator te bouwen. Door simpelweg alle oraties - of die van een bepaald vakgebied of een bepaalde universiteit - in een grote bak te gooien, kan een robot daar patronen in ontdekken en daar vervolgens op aanvraag een ideale standaard-oratie uit laten rollen. Misschien had u dat liever gehad dan wat u nu hoort, maar wellicht nog nuttiger: op dezelfde manier kunnen we de robot a la minute samenvattingen laten maken van allerlei andere voor een mens niet te overziene bestanden. Vooralsnog zijn dat vooral plaatjes en letters, maar ook het gesproken woord komt eraan. In alle talen - het gaat ons voorstellingsvermogen misschien nog een beetje te boven maar de meesten van ons gaan dat echt nog meemaken. Overal waar grote hoeveelheden en ook snel veranderende data in het spel zijn, ontstaan nu journalistieke machines die daar leesbare verslagen van maken.




Een Chinese robot maakte vorige maand berichtjes van alle Olympische wedstrijden in Rio. Binnen twee seconden na afloop van die wedstrijd, mind you. Geen hoogstaand taalgebruik, nogal eenvormig qua stijl ook, maar dat is slechts een kwestie van de machine met iets meer variaties voeden. Zoals er nu ook machines worden geprogrammeerd die een voetbalverslag vanuit het perspectief van beide teams kunnen maken. Zodat een wereldgoal van het ene team bij de tegenstander ineens een gelukstreffer heet. Hoezo kan de robot geen emoties tonen? De echte toegevoegde waarde zit daarbij natuurlijk in de onderdelen die een mens minder goed kan ‘zien’: wat zijn de prestaties van individuele spelers (sensoren vertellen hun verhaal), hoeveel graden was de hoek waaruit gescoord werd, hoe hard werd de bal geschoten? Alles real time, voor alle sporten en alle klassen, van professioneel tot en met de f’jes. En sport is nog maar het voor de hand liggende begin. De financiele journalistiek volgt al heel behoorlijk maar uiteindelijk gaat om alle soorten journalistiek.


Disciplines als Deep Learning (waarbij de machine letterlijk laag voor laag door de materie kijkt) en chatbot-technologie liggen aan de basis van veel journalistieke kansen - we moeten dat niet van al te grote afstand volgen, we moeten dat doorgronden. Het is een teken aan de wand dat de echte experts op deze terreinen voor veel geld worden weggekaapt door bedrijven als Google en Facebook. Met als gevolg dat - recentelijk nog - de diepgeleerde software van die laatste de beroemde napalm-foto pardoes verwijderde omdat de machine de foto van het wegrennende meisje laag-voor-laag als kinderporno had gedetecteerd.




Facebook beschouwt zichzelf niet als een bedrijf met een journalistieke taak of missie; de toegepaste filters hebben tot doel een prettige omgeving te creeren (waarbij “prettig” vooral ook gezien moet worden als “passend in mijn bubble”), niet om waar van onwaar te scheiden, laat staan om diepere journalistieke waarden te faciliteren. U begrijpt nu ook waarom het zo belangrijk is dat de journalistiek zich actief bemoeit met de bouw van dit soort toepassingen en machines. Alleen op die manier kunnen we robots krijgen die inderdaad doen wat sommigen nu al beloven: een 100% geautomatiseerde fact checker bijvoorbeeld.


2. Het publiek



Maar naast een toenemende rol van de machine is er ook die van het publiek. Of zoals professor Jay Rosen het al in 2006 noemde: “the people formerly known as the audience”. Met het wegvallen van de monopolies waar ik eerder over sprak, kwam er een situatie waarin de rollen veel minder helder waren dan voorheen. Van een situatie met professionele zenders en lijdzame ontvangers zijn we - bijna overnight - opgeschoven naar eentje waarin iedereen met iedereen kan interacteren. En die emancipatie van ons voormalige publiek geldt ook voor twee andere groepen die zich voorheen nogal lijdzaam te gedragen hadden tegenover de journalistiek: onze vaste bronnen (politici, zakenlieden, sporthelden, verenigingsmensen) en onze adverteerders. Door de democratisering van de productiemiddelen hebben ze de journalistiek niet meer nodig om hun boodschap te verkondigen of hun product aan te prijzen. Dat doen ze lekker zelf - waarna de traditionele media vaak, heel sympathiek, die boodschap weer verder verspreiden.




Lekker zelf




Lekker zelf




Lekker zelf




En in die situatie zitten we nog steeds. Die democratisering van de publicatiemiddelen is in essentie natuurlijk een groot goed. Dankzij social media en een oneindige hoeveelheid blogs kan iedereen - in theorie! - gehoord worden. Dat heeft geleid tot enkele schitterende initiatieven die weliswaar buiten de professionele journalistiek ontstonden maar volledig vallen onder de meest wenselijke definitie daarvan.




Om er eentje te noemen: Eliot Higgins - de werkloze boekhouder uit Leicester die bekend werd onder de bloggersnaam Brown Moses en nu opereert onder het merk Bellingcat - is verantwoordelijk voor het meest grondige onderzoek dat je je kunt voorstellen naar bijvoorbeeld het gebruikte wapentuig in Syrie en de achtergronden van het neerschieten van de MH17. Zijn methode: open source research, gebruik makend van zowel de online-technieken als de online-crowd. Higgins een voorbeeld voor de journalistiek. Niet voor niets is hij binnenkort de eregast van onze afdeling. We kunnen veel van hem leren.


Maar u weet het ook, het is niet alleen hosanna aan het front van de user generated content. De consequentie van het gehoord kunnen worden is dat iedereen ook daadwerkelijk begint te roepen en er daardoor in de praktijk lang niet meer naar iedereen geluisterd wordt. Hetgeen weer - heel menselijk - tot schreeuwgedrag leidt; en niet in alle gevallen tot de meest verheffende boodschappen. Het heeft de professionele journalistiek er bovendien toe gebracht om - na een paar jaar van ontkenning, aarzeling en verwarring - naar hartelust te gaan meeschreeuwen. Want wie in het secondenspel om de clicks het eerste roept krijgt mogelijk een paar euro meer advertentieopbrengsten. Gelukkig heeft Gonnie Spijkstra in haar facebook-analyses inmiddels aangetoond dat dat effect wel eens minder groot zou kunnen zijn dan we dachten, dus kunnen we binnenkort op zoek naar een nieuwe balans. Met niet alleen respect voor de verschoven rollen (zowel die van het publiek, onze belangrijke bronnen en onze adverteerders, als die van onszelf), maar tegelijk ook met de opdracht om de waarde daarvan goed in te zien, en te gebruiken. Zoals bij De Correspondent bijvoorbeeld inmiddels heel mooi gebeurt: daar hebben reaguurders daadwerkelijk de rol van echte experts kunnen opeisen. Of er een causaal verband is met de ledengroei daar is niet te bewijzen, maar het tempo waarin dat gebeurt stemt desondanks hoopvol. De Correspondent heeft inmiddels 48.000 leden en er komen er elke maand 1000 bij, zegt uitgever Ernst-Jan Pfauth.




De contouren van het nieuwe ecosysteem zijn dus op dit moment nog even vaag als ze onvoorspelbaar zijn voor de toekomst. Dat geeft extra munitie om verder te werken aan het verstevigen van het huis dat ik zojuist probeerde te schetsen. Het huis biedt onderscheidend vermogen in onzekere tijden. En het kan helpen bij de beantwoording van de vraag die ik een dik kwartier geleden stelde: hoe komen we er achter welk - en wiens - probleem we met onze journalistieke middelen kunnen oplossen?


Het antwoord op die vraag is - ik hoop dat die boodschap inmiddels duidelijk is - om twee redenen van belang: het kan het bewijs vormen voor onze maatschappelijke relevantie (en wie weet ook het wantrouwen helpen oplossen) en daarmee de weg openen voor een verdienmodel zodat we die relevantie ook een structureel bestaansrecht kunnen bieden.


Vaste formules voor de beantwoording van de probleemvraag zijn niet voor handen, ook dat hebben we als sector inmiddels wel gemerkt. Maar met een voorbeeld uit mijn eigen ondernemerspraktijk kan ik wel iets laten zien over de systematiek die nodig is om daar achter te komen.


Voordat ik dat voorbeeld verder uitwerk, even een blik op onze manier van werken hier op onze afdeling. Om onze studenten zowel de wetenschappelijke bagage mee te geven, als ze klaar te stomen om daadwerkelijk als journalisten aan de slag te kunnen, leren we studenten om te reflecteren op journalistiek op basis van onderzoek en tegelijkertijd om journalistiek te bedrijven. Ze krijgen daarmee een dubbel perspectief mee: zowel van buiten als van binnen zijn ze met de journalistiek bezig. De samenstelling van de afdeling sluit daar op aan: een groep wetenschappers die zich volledig richt op het onderzoek en onderwijs aan de academische kant en een groep praktijkdocenten die naast hun werk voor de universiteit ook allemaal met 1 been in de dagelijkse journalistieke praktijk staan. Als freelancer bijvoorbeeld, als werknemer op een grote redactie, of als media-ondernemer. En het mooie is, dat geldt ook voor de hoogleraar - voor mij dus. Juist door dat ene been in de harde praktijk van ons vak te houden zijn wij in staat onze studenten zowel kennis als vaardigheden mee te geven.




Met mijn eigen journalistieke bedrijfje heb ik zelf ook mogen ervaren dat het lonender is je constant open te blijven stellen voor onverwachte oplossingen, dan je vast te klampen aan de zekerheden uit het verleden. Een continue cirkel van bedenken, bouwen, meten, leren en weer bouwen, de basisregel voor elke startup.




Dat is niet gebruikelijk in de journalistiek. En eerlijk gezegd hebben wij het ook moeten leren. Toen Merien ten Houten en ik twee jaar geleden het idee bedachten voor E52 - een journalistiek platform over innovatie en de economie van innovatie in en rond Eindhoven - waren we van twee dingen overtuigd: 1) de behoefte die we zelf voelden aan uitgebreide informatie over dit onderwerp zou wel eens bij veel meer mensen kunnen leven en 2) die mensen waren vast bereid daarvoor een abonnement te nemen. Dat eerste bleek te kloppen, het tweede allerminst. Het kan natuurlijk aan onze gebrekkige marketing hebben gelegen, maar waar we na een paar maanden op 10.000 leden hadden gerekend, zijn dat er nu - na anderhalf jaar in bedrijf - nog geen 200. En daarmee dreigde er al heel snel een einde te komen aan dat volgens ons zo briljante idee.




En toch is E52 in leven, en hoe. We creeren namelijk waarde die anderen niet leveren - en lossen daarmee een probleem op. Ik vertel zo wat die waarde precies bepaalt, maar eerst een persoonlijke ontboezeming: elke dag bezig mogen zijn met de invulling van de wereld van morgen geeft een journalist meer energie dan ik ooit eerder in mijn loopbaan heb ervaren. Niet omdat het per se positieve verhalen zijn - integendeel, we hebben het ook volop over de mislukkingen en al dan niet tijdelijke terugslagen - maar wel omdat ze stoelen op een overtuiging dat er in onze wereld nog veel te verbeteren valt. En dat er mensen zijn die dat vervolgens gewoon doen. Geen ongelukken, branden en sportuitslagen dus op E52, maar een niche waarvan de maatschappelijke relevantie door veel te veel journalisten schromelijk wordt onderschat. Het hoopgevende deel van onze samenleving waar ik het eerder over had. Eindhoven is daarbij de uitvalsbasis vanwege de grote hoeveelheid innovaties in die regio (meer patenten dan waar ook ter wereld is daar een teken van) maar de relevantie - en onze ambitie - is mondiaal.


Met het resultaat van die inspanningen maken we een nieuwswebsite in twee talen met elke dag drie tot zes artikelen. Daarnaast maken we talkshows, vier grote events per jaar, we geven kranten uit en we ondersteunen aanpalende organisaties met onze kennis en content. En geloof het of niet, we hebben nog een positief saldo op onze bankrekening ook.


Dat laatste komt vooral doordat we er gaandeweg (build - measure - learn) achter kwamen dat we weliswaar een mooie journalistieke dienst leverden aan onze gebruikers, maar dat het grotere probleem dat we oplosten bij andere partijen lag. Namelijk bij de bedrijven en instanties die belang hebben bij het verhaal van innovatie - en bij de verspreiding daarvan over de wereld. En nu hoor ik u al denken: wat heb ik gemist in deze wereld dat ik nu een hoogleraar journalistiek hoor beweren dat een journalist zich met marketing moet bezighouden? Geen zorgen, u hebt niks gemist. En deze journalist is niet met marketing bezig. Het mooie is juist dat al die bedrijven en instellingen ons betalen om te doen wat we toch al deden. E52 maakt 100% onafhankelijke, in vrijheid vergaarde journalistieke bijdragen. Precies zoals Jan Blokker het bedoelde. De populariteit bij de gebruikers en focus op een niche die blijkbaar elders te weinig ruimte kreeg, zorgden ervoor dat we klanten kregen. En nogmaals: die klanten betalen ondanks - nee misschien wel OMDAT - ze niets te zeggen hebben over de inhoud.


Betekent dit dat E52 nu de definitieve oplossing heeft voor de komende pakweg 100 jaar? Nee, natuurlijk niet. En is dit dan een oplossing voor elke ondernemende journalist? Voor elke journalistieke onderneming? Nee, dat is het niet. Zoals ik al zei: de omstandigheden zijn overal anders en kunnen zelfs in de tijd verschuiven; iedere journalistieke ondernemer zal voor zichzelf moeten uitvinden waar die toegevoegde waarde precies zit en welk probleem exact wordt opgelost. Om daar vervolgens als een startup in te duiken. Ook wij zullen dat moeten blijven doen want wat vandaag misschien lukt kan morgen al weer heel anders liggen. En ja, dat geldt net zozeer voor de grote gevestigde bedrijven als voor de net afgestudeerde eenpitter.




E52 laat het belang zien van het huis dat ik zojuist beschreef. Op een online fundament bouwen we de pilaren van journalistieke attitude, een specialisatie (in ons geval in high tech innovatie) en ondernemerschap. Al bij al niet alleen een heerlijke vorm van journalistiek ondernemerschap, maar ook nog eens een mooi voorbeeld voor onze studenten.




En zo zijn er - voor wie het wil zien - nog 1001 problemen die we vanuit de journalistiek zouden kunnen oplossen. Elk op een eigen manier, elk door een net weer iets andere journalistieke inzet. Bij wijze van steen in de vijver wil ik nadrukkelijk ook overheid en journalistiek oproepen om goed na te denken over hoe de een de ander kan faciliteren om een van de grotere maatschappelijke problemen van deze tijd op te lossen: het wantrouwen tussen groepen in de samenleving dat zijn basis (of toch minstens zijn bevestiging) vindt in die onvolledige, onjuiste of overgefilterbubbelde online informatie. Ja, dat betekent dat de journalistiek in volle onafhankelijkheid een probleem kan oplossen voor een overheid die daar - op alle niveaus, maar zonder zich met de inhoud te bemoeien - nog voor betaalt ook. Ik weet het, er is veel weerstand tegen dit soort combinaties. Maar wie probeert vooruit te kijken naar het mogelijke resultaat, zou een goed doordachte poging moeten willen wagen daar doorheen te breken. Het zal bovendien een belangrijke stap kunnen zijn in de vorming van een nieuw, stabieler ecosysteem.




Geachte aanwezigen, ik sluit af met de vaststelling dat ik heb veel geluk heb gehad in het leven: het nest waarin ik ben opgegroeid, het vriendinnetje dat ik op mijn 14e leerde kennen en sindsdien aan mijn zijde is gebleven, de mensen die mij al die kansen boden die me uiteindelijk hier hebben gebracht. Dat ik nu het resultaat daarvan kan doorgeven aan onze Groningse studenten, voelt als een grote eer en beloning. Zeker omdat het beste nog gaat komen.


Ik heb gezegd.


© Illustraties, voor zover na te gaan:
Paradoksija
RTVNH
PwC